Olijfwilgbladvlo

Olijfwilgen worden tegenwoordig overal in Nederland gedachteloos aangeplant en zijn vaak in grote aantallen in heggen en hagen te vinden. De olijfwilgbladvlo (Cacopsylla fulguralis) leeft enkel van deze planten en is waarschijnlijk met de waardplant meegelift naar Europa.
Olijfwilgen (Elaeagnus spp.) komen oorspronkelijk voor in Midden- en Oost-Azië. Er bestaan verschillende olijfwilgsoorten. In Europa wordt vooral de Nederlandse kruising Elaeagnus x ebbingei (E. macrophylla en E. pungens) aangeplant, vooral als heester in gemeentegroen en tuinen. Deze bastaard is winterhard en wintergroen, bestand tegen zoute wind en heeft weinig water nodig.

De olijfwilgbladvlo is eenvoudig te herkennen: het donkerbruine tot oranje vlekkenpatroon op de vleugels is karakteristiek. Bladvlooien lijken wel wat op kleine cicaden. Ze hebben stekende monddelen in de vorm van een kleine buis die aan de onderzijde van de puntige kop uitsteekt. De vleugels liggen dakvormig over het achterlijf. Ook de vraatsporen zijn goed te herkennen, als kleine lichtbruine stipjes in het blad die met name aan de onderzijde goed zichtbaar zijn. Op termijn krult de bladrand naar boven om.

Oorspronkelijk komt de olijfwilgbladvlo uit Oost-Azië: Japan, China, Taiwan, Korea, het Verre Oosten van Rusland en de Filipijnen. In 1999 is de soort voor het eerst in Europa (Frankrijk) aangetroffen en vanaf 2005 is de soort in Nederland bekend. Na 2014 wordt de olijfwilgbladvlo in vrijwel heel Nederland veel gevonden en is de verspreiding flink toegenomen. Het is te verwachten dat ze overal waar olijfwilg aangeplant is, zal gaan voorkomen.

Bladvlooien leggen hun eieren in de bladstengels. Daaruit komen nimfen, die na enkele keren vervellen volwassen zijn. De volwassenen paren en leggen vervolgens weer eieren. Verwacht wordt dat de olijfwilgbladvlo in Nederland tenminste twee generaties per jaar telt, omdat in het najaar ook nimfen worden gezien. Adulten overwinteren en zijn dus het hele jaar te vinden, ook in het vroege voorjaar. Adulten vliegen goed en kunnen hierdoor ook buiten de waardplant en zelfs binnenshuis gevonden worden.

De nimfen en adulten prikken met hun monddelen gaatjes in de zeefvaten van de olijfwilg. Hier zuigen ze plantensap weg. Overtollig sap wordt weggespoten via de achterlijfspunt en kan op de onderliggende bladeren belanden. Deze zogenaamde honingdauw biedt een voedingsbodem voor schimmels, wat de bladeren en stengels een zwarte kleur kan geven (roetdauw). De zwarte laag blokkeert licht en belemmert fotosynthese door het blad.

Op locaties met veel olijfwilgbladvlooien kunnen de olijfwilgen zwart worden door de roetdauw. Gelukkig eet de bladvlo enkel uitheemse olijfwilgplanten. Het is daarom af te raden een monocultuur van olijfwilgen aan te planten, maar altijd verschillende struiken te mengen.

Natuurlijk is het beter om inheemse alternatieven in heesters en hagen te gebruiken. Dit levert een grotere bijdrage aan de inheemse biodiversteit en gaat overlast door de olijfwilgbladvlo tegen. Honingdauw is weg te spoelen van plantenbladeren met water en een tuinslang. Dit voorkomt schimmelgroei op de bladeren.

Bron.

No comments:

Post a Comment