Plaagmier

Zelden is een naam zo goed gekozen als die van (of voor) de plaagmier (Lasius neglectus). Het oorspronkelijke leefgebied van deze plaaggeest Centraal Azië en dan met name Oezbekistan en Iran. Aangezien beide landen geen gemeenschappelijke grenzen hebben moet aangenomen worden dat de plaagmier nog meer landen bewoont.
[Image: Juan Carlos Lopez Cortès - Plaagmier]

Deze soort vormt, als niet er niet rigoureus wordt ingegrepen met de gifspuit, zogenaamde superkolonies met veel eierleggende koninginnen. Een kolonie groeit dus ongebreideld voort.

Nee, ook de plaagmier is niet op eigen kracht naar ons land gekomen. De eerst waarneming in Europa stamt al uit de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw, waar de soort in Boedapest, de hoofdstad van Hongarije, werd ontdekt. Hoe de plaagmieren daar terecht zijn gekomen is onbekend, maar de mens heeft hen daar ongetwijfeld bij geholpen. Wellicht is hij achtergebleven nadat de Turken het land in 1699 hadden verlaten. Het hedendaagse Hongerije was van 1541 tot 1699 namelijk onderdeel van het Ottomaanse Rijk. Intussen zijn plaagmieren in vrijwel geheel Europa aangetroffen.

In 1909 is er in Nederland maar eens onderzoek gedaan om te bekijken of de plaagmier ook in ons land voorkwam. De resultaten waren niet hoopgevend, want het bleek dat de plaagmier zich al gevestigd had in Wassenaar, Leiden, Katwijk aan Zee, Son en Maastricht. Naderhand zijn er nog twee vindplaatsen bijgekomen: Noordwijk en Amsterdam. Een recente melding (2021) van plaagmieren in Rotterdam kon nog niet worden geverifieerd.

Onderzoekers hebben op basis van de grootte van de kolonie in Wassenaar proberen uit te rekenen wanneer de eerste plaagmier daar is begonnen met zijn destructieve werkzaamheden. Terugrekenend kwam men tot de conclusie dat de introductie al in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw moet hebben plaatsgevonden. Dat betekent dat de plaagmier zo'n 50 jaar onopgemerkt in ons land leeft.

In zijn thuislanden houdt de plaagmieren van een woestijnachtige omgeving, maar de soort weet zich kennelijk moeiteloos aan te passen. In Europa worden de mieren vrijwel uitsluitend aangetroffen in verstoorde (half)stedelijke milieus, zoals parken, tuinen, kassen en langs straten en boulevards. Nog steeds komen er nieuwe vindplaatsen bij.

Een opvallend gedrag van de werksters is het in zeer grote aantallen op en neer lopen langs boomstammen. Daar 'oogsten' ze de honingdauw van bladluizenkolonies.uitbreiding van een gevestigde populatie zeer langzaam.

Ik zal maar besluiten met het idee wat de meeste lezers op dit moment in hun hoofd hebben: pak de spuitbus met insecticide en ga aan de slag voor het echt te laat is.

No comments:

Post a Comment