Paalworm

De paalworm (Teredo navalis) is geen worm, maar een mini-mossel en hij is al een behoorlijke tijd onder ons. Al rond 1680 ontdekte men waarom de houten palen van de zeeweringen steeds sneller vervangen moesten worden: ze werden aangevreten door de paalworm. Het is een klein mosseltje met een maximale doorsnede van 10 mm. De schelp heeft een kenmerkende vorm van een ouderwetse brandweerhelm. Het mosseltje hecht zich op het hout van beschoeiingen, kades en andere houten constructies, die in zout water staan.
De paalworm begint als een klein naaldje, groeit steeds verder uit in het hout en vreet zo gangen in het hout van soms tientallen centimeters lang. De paalworm bekleedt zijn boorgang met kalk en vormt op die manier een vreemd soort exoskelet. Bovendien lijkt het hout uiterlijk nog steeds onaangetast en stevig. Het schelpje is het deel dat als een boorkop diep verscholen in het hout zit en zichzelf steeds dieper boort, terwijl nabij de uitgang de sifonen zitten. De sifonen filteren het voedsel uit het water.

Het blijkt dat hij een bijna wereldwijde verspreiding heeft. In Europa leeft hij vanaf het Arctisch gebied tot in de Middellandse Zee. Hoe de paalworm in onze contreien terecht is gekomen is volstrekt onduidelijk, maar mogelijk is hij hier altijd al geweest. De paalworm heeft een grote hekel aan kou. Na de hele strenge winter van 1739 op 1740, waarin de Zuiderzee lange tijd dichtgevroren was geweest en op het Noordzeestrand de ijsschotsen drie tot vier meter hoog hadden gelegen, bleek de schade van de aanvraat van paalwormen aanzienlijk afgenomen te zijn.

Misschien dat we de schijnbare afwezigheid van de paalworm voor zijn ontdekking in 1680 kunnen verklaren met de zogenaamde kleine ijstijd. In die periode verschijnen ook de bekende wintertaferelen van Hollandse schilders. De kleine ijstijd liep ruwweg van 1530 tot 1650 (al hebben verschillende wetenschappers verschillende schattingen). Als we aannemen dat vóór 1530 nauwelijks hout voor zeeweringen werd gebruikt omdat men terpen en dijken opwierp met klei dan bestaat de mogelijkheid dat de paalworm onopgemerkt al in onze wateren leefde. Na 1650 zou die paalworm zich langzamerhand beter in zijn element hebben gevoeld toen het zeewater langzaam maar zeker wat opwarmde.

De schade, die werd aangericht door de paalworm, is ook de directe oorzaak van het feit dat we onze dijken met basalt bekleden. In Engelstalige landen wordt hij de ship worm genoemd omdat hij natuurlijk ook het onderwaterschip van de houten schepen aanvrat.

Zijn verspreiding wordt mede in de hand gewerkt doordat de vrouwelijke paalwormen 3 tot 4 keer per jaar 1 à 5 miljoen eitjes produceren.

[Fred de Vries]

No comments:

Post a Comment