Roestgans (of Casarca)

De roestgans (Tadorna ferruginea) wordt ook wel casarca genoemd. Het is een grote, oranjebruine, gansachtige eend die net als de nijlgans verwant is aan de bergeend. De vogel heeft een lengte van 58 tot 70 cm en een vleugelspanwijdte van 110 tot 135 cm. Daarmee is deze gansachtige eend (of eendachtige gans) iets groter dan een eend, maar kleiner dan de meeste ganzensoorten. De roestgans lijkt qua postuur veel op de in Nederland algemeen voorkomende bergeend, die in werkelijkheid geen eend maar ook een halfgans is. Het verenkleed van zowel het mannetje als het vrouwtje is helder oranjebruin. De kop van het vrouwtje is iets lichter, neigend naar kaneelkleurig. Het mannetje heeft in de zomer bovendien een zwarte halsring. De snavel is zwart en de poten zijn zwartachtig. De ogen zijn donkerbruin.

De roestgans broedt van origine in een gebied dat zich uitstrekt van Zuidoost-Europa tot in China, alsmede in het noordwesten van Afrika. Ze broeden hier in open landschappen, rond steppenmeren, in moerassen en rivierdalen maar ook in kloven en in hooggebergten. De voor Nederland dichtstbijzijnde broedgebieden liggen in Roemenië, Bulgarije, Oekraïne, Rusland en vooral Turkije.
Uiteraard volgde ook deze exoot weer de bekende route: door zijn aantrekkelijke verschijning wilden rijke grondbezitters of dierentuinen de soort graag in hun collectie hebben. De inheemse soorten werden immers maar saai gevonden en met iets aparts kon je lekker je buurman jaloers maken. Maar de vrijheid lonkt altijd voor iedere diersoort en ook de roestgans wist aan de aandacht van de 'eigenaren' te ontsnappen. Daarom zijn roestganzen in diverse landen in Europa opgedoken.

In Nederland werd het eerste broedgeval al in 1969 gemeld, maar daarna heeft de broedpopulatie zich niet echt uitgebreid. Toch neemt het aantal waarnemingen de laatste jaren sterk toe. Broeden ze elders en komen ze hier op vakantie?

In de zomer en nazomer duiken grote groepen roestganzen op in Nederland om de vleugelrui door te maken en die aantallen nemen nog ieder jaar toe. In deze periode verliezen de roestganzen, net als andere eenden en ganzen, enkele weken hun vliegvermogen. Ze vliegen daaraan voorafgaand grote afstanden om veilige ruiplaatsen te vinden. Het belangrijkste gebied is de Natte Hond in het Eemmeer bij Blaricum (Noord-Holland), waar in 2015 circa 750 exemplaren verbleven. Ook op andere locaties, zoals het Lauwersmeergebied, werden in 2015 in deze periode ruiers vastgesteld, wat op een landelijk totaal van circa 1200 vogels uitkwam. Die ruiplekken worden gekenmerkt door ondiep water, rust en voedselrijkdom in de vorm van waterplanten.

No comments:

Post a Comment