Viltwier

Het viltwier (Codium fragile) heeft zijn naam te danken aan het viltachtige textuur van het donkergroene wier. Toch zijn de Engelsen wat creatiever in het bedenken van namen: zij noemen het Green sea fingers (‘groene zeevingers’) of Dead man’s fingers (‘dodemansvingers’). Het is een wiersoort die tot 25 centimeter in lengte kan groeien en het vormt dichte clusters. Viltwier houdt van rotspoelen en hecht zichzelf aan rotsen, stenen en andere stevige ondergronden.
[Image: www.seaweed.ie]
Het viltwier kan verdeeld worden in een aantal – zeer lastig te onderscheiden – ondersoorten. De ene, Codium fragile tomentosoides, komt voornamelijk langs de oostkust van de Verenigde Staten voor en is snel op weg om de titel invasieve soort te krijgen. Deze ondersoort is inheems in de Stille Oceaan langs de kusten van Japan en was in 1957 geïntroduceerd in New York via de Europese route. Hij was dus eerst in Europa terechtgekomen en pas toen via vrachtschepen over de Atlantische Oceaan vervoerd. Weet zo’n wiertje veel: voor hem is een romp van een vrachtschip ook een rotsige ondergrond. Van zijn broertje, Codium fragile atlanticum, is bekend dat deze ook uit Japan stamt en al in 1808 in Ierse wateren leefde. Een jaar of dertig later had het viltwier Schotland bereikt. De derde variant, Codium fragile scandinavicum, is ook vanuit de Stille Oceaan overgebracht naar Noorwegen en Denemarken, waar hij in 1919 voor het eerst werd aangetroffen. En had ik al verteld dat er in Europa ook nog een vertakt viltwier (Codium fragile fragile) leeft?

We hebben dus minimaal vier verschillende ondersoorten, die zo weinig van elkaar verschillen dat alleen een microscoop uitkomst kan bieden over welke variant we het precies hebben als er eentje wordt aangetroffen. Ook in Nederland is het viltwier ondertussen al jaren (sinds circa 1939) aanwezig.

Maak het nu écht wat uit dat zo’n klein wiertje in Nederlandse kustwateren leeft? Jawel, want hij is de strijd aangegaan met inheemse wieren om ruimte om te leven en dat betekent dat die inheemse wieren onder druk komen te staan. Voort vormt het viltwier, zoals gezegd, dichte pakketten en dat levert vaak problemen op voor vissers (die de zooi in hun netten krijgen), voor schepen in het algemeen (die de zooi in hun koelsysteem kunnen krijgen) en voor mossel- en oesterbanken (die kunnen verstikken door het te overdadig groeiende wier).

Viltwier wordt beschouwd als een opportunist en wordt maar door weinig planteneters begraasd. Wat kunnen we doen om het viltwier te beteugelen? Misschien zouden we zeekoeien in de Waddenzee moeten introduceren.

Deze column is mede tot stand gekomen met medewerking van Solway Firth Partnership.

No comments:

Post a Comment