Gingellikruid

Het zou me niets verbazen dat je nog nooit van het gingellikruid (Guizotia abyssinica) gehoord hebt, maar toch is het een belangrijk cultuurgewas. Weliswaar is dat in de hooglanden van Oost-Afrika, maar wijzelf hebben er voor gezorgd dat deze soort steeds vaker in Nederland wordt aangetroffen.
Het gingellikruid is een eenjarige plant in de asterfamilie met een rechtopstaande en naar rood neigende stengel. Hij bloeit van augustus tot oktober met gele bloemen. Uiteindelijk ontstaat een klein, zwart en vettig drie- of vierkantig nootje. In Nederland groeit deze exoot op vochtige, verstoorde bodems en die omgevingen hebben we hier natuurlijk meer dan voldoende. Denk aan stortplaatsen, bermen, rivieroevers en in stedelijke omgevingen. Gingellikruid komt nog voornamelijk voor in Midden- en Zuid-Nederland, maar zijn areaal breidt zich voortdurend in noordelijke richting uit.

In landen als Ethiopië, Kenia en Malawi wordt het plaatselijk niger, nyger, nyjer, niger seed, ramtil, ramtilla, inga seed of blackseed genoemd. Zoveel stammen, zoveel talen en zoveel benamingen. Daar werd het gingellikruid al eeuwenlang verbouwd voor diens eetbare olie en piepkleine zaden. Ieder zaadje bevat tot 35% olie, een meervoudig onverzadigd vetzuur. Gingelikruid heeft maar weinig water nodig om te groeien en dat is handig, want in oostelijk Afrika valt niet al te veel neerslag. Oost-Afrika deel uitmaakte van de maritieme versie van de Zijderoute, al gaan er stemmen op om die naam te vervangen met Monsoon Marketplace. Het is dus niet zo vreemd dat men ook in andere landen die deel uitmaakten van die Monsoon Marketplace de voordelen van gingellikruid begon in te zien. Tegenwoordig is India de grootste producent van gingellizaad.
Aha, zo zal de lezer zich op dit moment afvragen, maar als dit plantje zo populair is in de wat meer tropische regionen van de wereldbol, hoe is het dan mogelijk dat het ook in ons land aan een opmars bezig is. Dat komt omdat gingellizaadjes zo voedzaam zijn dat ze ook in vogelvoer worden toegepast. Het zijn zulke kleine zaadjes dat het onvermijdbaar is dat ze verspild worden bij het voederen door vogels. Dat is direct ook de reden dat veel waarnemingen in steden worden gedaan: zowel zangvogels als vogelliefhebbers knoeien nogal met dat piepkleine zaad. Met die kans weet de natuur wel raad.

De meest noordelijke waarneming van het gingellikruid is recent gedaan in Noord-Groningen.

No comments:

Post a Comment