Zuidelijke boomsprinkhaan

Met een naam als de zuidelijke boomsprinkhaan (Meconema meridionale) zal iedereen verwachten dat hij ook een noordelijk broertje heeft en die gedachte is juist. Die variant wordt dan weer niet de noordelijke boomsprinkhaan genoemd, maar die soort moet zich tevreden stellen met de naam boomsprinkhaan (Meconema thalassinum). De boomsprinkhaan is inheems in Nederland en diens zuidelijke familielid is dan weer inheems in een groot gebied dat loopt via Zuid-Frankrijk, zuidwestelijk Duitsland, Oostenrijk en de Balkan. Met andere woorden: De noordelijke areaalgrens in Europa werd tot voor kort gevormd door de Alpen.

Als je een liniaal langs de zuidelijke boomsprinkhaan zou leggen, dan ontdek je dat hij een lengte heeft die varieert tussen de 14 en 17 millimeter, maar dan heb je de antenne nog niet meegerekend. Het heldergroene beest in een nachtbraker, een vleeseter en bejaagt zijn prooi in bomen.
[Foto: Jacopo Werther]
1993 was het jaar dat er voor het eerst in een wijk in Vlaardingen een voor ons land exotische sprinkhanensoort werd aangetroffen. De dieren vielen op omdat ze vaak rond buitenverlichting van flats werden aangetroffen. Achteraf bleek een dood exemplaar, dat een jaar eerder in Dordrecht werd gevonden, eveneens een zuidelijke boomsprinkhaan te zijn.

Sindsdien is ieder jaar sprake van een toename in het aantal waarnemingen van deze sprinkhanensoort, maar dan voornamelijk in verstedelijkte gebieden. Wetenschappers verklaren deze raadselachtige gedragsverandering door te wijzen op het feit dat de zuidelijke boomsprinkhaan van iets meer warmte houdt dan onze inheemse variant. Het blijkt dat de temperatuur in een stedelijke omgeving nog enkele graden hoger kan liggen dan in de buitengebieden. Vooral in de nacht is het verschil tussen de stad en het omliggende landelijke gebied groot. Een aantal nieuwkomers is dus op reis gegaan om te profiteren van onze warmere zomers en mildere winters.

Ondertussen is deze exoot zo'n beetje in het hele land aangetroffen. Zelfs op de Waddeneilanden zijn al exemplaren aangetroffen.

Zuidelijke boomsprinkhanen hebben geen vleugels en kunnen dus nooit op eigen kracht ons land hebben bereikt. Het ontbreken van vleugels blijkt echter geen belemmering te zijn geweest voor een snelle opmars van deze soort. De theorie dat de soort verplaatst wordt via wegtransport wordt ondersteund door waarnemingen. Men denkt dat het toenemende verkeer van goederen tussen Zuid-Europa en ons land mede de oorzaak is geweest van de uitbreiding. Het lijkt er op dat ze zich verstoppen tussen of in de lading van vrachtauto's en dat verklaart ook direct de plekken waar de zuidelijke boomsprinkhaan voor het eerst werd aangetroffen: het Rotterdamse havengebied.

No comments:

Post a Comment