Vossenlintworm

In diverse landen in Centraal-Europa zijn vossen al vele jaren dragers van de vossenlintworm (Echinococcus multilocularis). In dit gebied treden met enige regelmaat bij de mens infecties op met echinococcosis. Sinds 1997 wordt de vossenlintworm ook in ons land bij vossen gevonden, tot nu toe alleen in Zuid-Limburg en Oost-Groningen. Het aantal besmette vossen in Nederland neemt echter toe.
De vossenlintworm leeft in de darmen en is 1 tot 4 millimeter lang. De vos is de eindgastheer, maar ook honden en (heel soms katten) kunnen eindgastheer zijn. Als tussengastheer treden (wilde) knaagdieren op, maar soms ook mensen. Bij deze tussengastheren leeft de parasiet als ‘blaasworm’, dat wil zeggen het stadium als larve. De mens kan Human alveolar echinococcosis oplopen door eieren van de vossenlintworm binnen te krijgen. In Nederland is in 2008 en 2011 bij drie patiënten Human alveolar echinococcosis vastgesteld, waarbij infectie vermoedelijk in Nederland is opgelopen[1].

Besmetting van mensen kan optreden doordat eitjes in de ontlasting van vossen, die in het milieu terecht gekomen zijn, op voedsel terecht komen dat niet verhit wordt. Bijvoorbeeld wilde bessen of paddenstoelen uit het bos. Ook via de ontlasting van besmette honden kunnen de eitjes in de omgeving terecht komen. Door bijvoorbeeld tuinieren komt de mens in contact met de besmette aarde en kunnen de eitjes worden overgebracht. De hond kan door zijn vacht te likken gemakkelijk de plakkerige eitjes vanonder zijn staart over zijn hele lichaam uitsmeren. Door het aaien van, of gelikt worden door een besmette hond kan deze lintwormsoort ook worden overgebracht.

Een infectie met de vossenlintworm heeft een lange incubatietijd van 5 tot wel 15 jaar. Na het binnenkrijgen van de eitjes nestelen de larven zich in je lever. Na verloop van tijd verspreiden de larven zich door het leverweefsel en dat zorgt voor vervelende symptomen. Denk aan hoofdpijn, misselijkheid, braken en buikpijn. Geelzucht is zeldzaam, maar een sterk vergrote lever (hepatomegalie) komt wel vaak voor bij deze patiënten.

De verschijnselen lijken veel op die van leverkanker, waardoor de aandoening lastig te diagnosticeren en te behandelen is. En as de besmetting met de vossenlintworm niet behandeld wordt, volgt op termijn onherroepelijk de dood: 94 procent van alle onbehandelde patiënten overlijden binnen 10 tot 20 jaar na de diagnose.

Zo, wat kunnen artsen doen om een fatale afloop te voorkomen? Niet zo heel veel, zo blijkt.

De meest voorgeschreven geneesmiddelen zijn anthelminthica, zoals albendazol en mebendazol. Deze verhinderen slechts de vermenigvuldiging van de larven, maar doden ze niet. Als bijwerking van dit middel wordt (extra) leverschade genoemd, maar de overlevingskansen nemen echter wel iets toe. Voor de rest zijn er nog wat experimentele geneesmiddelen, waaronder 2-Methoxyestradiol, maar die zijn in ons land nog niet toegestaan. Daardoor is een operatie de meest kansrijke behandeling voor een besmetting met de vossenlintworm, maar de kans dat een chirurg niet alle larven te pakken krijgt is groot en terugkeer van het probleem kan dan niet worden uitgesloten.

[1] Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu: Richtlijn Echinokokkose - 2014. Zie hier.

No comments:

Post a Comment