Schijnaardbei (of Sieraardbei)

De schijnaardbei (Potentilla indica) groeide ooit alleen in gematigde streken in oostelijk en zuidelijk Azië. Dat had zo moeten blijven omdat we hier in Nederland al de kleine bosaardbei (Fragaria vesca) en de grote bosaardbei (Fragaria moschata) hebben, die dezelfde habitat bevolken: voedselrijke, vochtige, beschaduwde plaatsen in loofbossen en plantsoenen.

De schijnaardbei is een laagblijvende, kruidachtige plant die bloeit met gele bloemen. Dat laatste zorgt er voor dat hij eenvoudig van de bosaardbeien te onderscheiden is, want die hebben witte bloemen. De vruchten van de schijnaardbei zien er misschien smakelijk uit, maar daar wacht een teleurstelling. Ze blijken inderdaad eetbaar, maar zijn vrijwel smakeloos. Zowel de schijnaardbei als de bosaardbei vermeerderen zich vegetatief met bovengrondse uitlopers.
De eerste meldingen van verwildering van de schijnaardbei binnen Nederland dateren al uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Het plantje werd waargenomen in tuinen en op verwilderde terreinen. In de jaren tachtig en negentig bleef het aantal meldingen nog beperkt, maar nadien nam het aantal waarnemingen geleidelijk toe. Ondertussen komt de schijnaardbei verspreid over bijna geheel Nederland voor. Qua aantallen heeft hij de inheemse bosaardbeien al ruimschoots ingehaald.

Zijn verspreiding begon in stedelijke gebieden, waar hij ontsnapte uit tuinen. Hij werd namelijk veelvuldig aangeplant als goedkope bodembedekker. Daar was (en is) de schijnaardbei namelijk heel goed in. Hij kan een zo dicht tapijt vormen dat het andere planten verstikt. In eerste instantie werd de schijnaardbei min of meer verwilderd aangetroffen op beschaduwde plekken in tuinen, plantsoenen en parken. Daarna dook deze lastpak meer en meer op in agrarische gebieden en natuurgebieden.

Deze uitbundige groei in tuinen heeft ook tot gevolg dat schijnaardbei tuinen kan overwoekeren. Dan moet er weer ingegrepen worden en dat levert voor de schijnaardbei opnieuw kansen op. Hij wordt verspreid door het storten van tuinafval. Beide soorten worden uiteraard ook door middel van hun vruchten door vogels verspreid. In het buitengebied groeit schijnaardbei regelmatig in bermen van onverharde wegen en paden en bij parkeerplaatsen. Mogelijk zijn deze groeiplaatsen ontstaan uit in de stad platgereden of platgetrapte vruchten, die enige tijd aan banden of zolen zijn blijven kleven.

De vraag rijst natuurlijk hoe schijnaardbei het klaarspeelt zich zo snel uit te breiden, terwijl een qua uiterlijk sterk gelijkende soort als bosaardbei dat in veel mindere mate doet of zelfs lokaal achteruitgaat. Een belangrijk verschil tussen beide soorten blijkt te zijn dat schijnaardbei onder stikstofrijke omstandigheden de opgenomen stikstof efficiënter benut voor de vorming van bovengrondse uitlopers. Dat kan hij dus beter en sneller dan zijn concurrent, de bosaardbei.

No comments:

Post a Comment