Vuurspringer

Vuurspringers (Philaeus chrysops) zijn springspinnen. Zijn naam dankt deze soort aan het opvallend getekende tot één centimeter lange mannetje: fraaie rode en witte beharing steekt goed af tegen het zwarte lijf dat het lijkt alsof hij een bewegend vlammetje is wanneer hij springt. Uiteraard (sorry dames) zijn de vrouwtjes ook deze keer veel saaier gekleurd, met allerlei bruintinten, maar de donkere wig op het achterlijf, die het mannetje ook bezit, is wel weer opvallend.
[Foto: Jari Segreto]

Deze springspin komt voor in Zuid- en Midden-Europa, Noord-Afrika en grote delen van Azië, waar ze leeft in zeer warme gebieden op rotsen, zandige plekken, muren of boomstammen.

In West-Europa geldt voor de verspreiding: hoe noordelijker, hoe zeldzamer. Al in Oostenrijk ten noorden van de Alpen zijn er bijvoorbeeld nog maar weinig vindplaatsen. In Polen wordt ze, zelden, tot behoorlijk noordelijk gevonden. Op de breedtegraad van ons land bestaan er enkele natuurlijke vindplaatsen in de deelstaten Sachsen en Brandenburg. Het gaat in Polen en Duitsland om vindplaatsen in zeer warme terreinen met schrale vegetaties als heide, schraalgrasland en stuifzand. Met andere woorden: de vuurspringer houdt van warme poten.

Soms wordt een exoot onvrijwillig meegevoerd en moet zich aanpassen aan een vijandige omgeving. Er bestaat immers geen retourticket. In Nederland wordt deze spinnensoort soms waargenomen. De eerste vondst stamt uit 2004 toen in een huis in Voorhout een mannetje en een vrouwtje werden gevonden. Toen duurde het tien jaar tot het volgende individu werd gezien, in 2014 in Hoofddorp. De rest van de waarnemingen is recent gedaan: twee in 2017 (Oostzaan en Brielle) en drie in 2018 (Groningen, Goes en Blaricum). Er lijkt dus een toename van het aantal waarnemingen te zijn.
De genoemde vindplaatsen van de vuurspringer geven al aanwijzingen over de mogelijke manier waarop de soort naar ons land is gereisd. In Hoofddorp werd de spin namelijk gevonden in een tuincentrum en in Groningen werd ze gevonden in een tuin waarnaast recent steeneiken uit Italië waren geplant. De overige vondsten zijn gedaan in tuinen en in huis. De plantenhandel lijkt dus een belangrijke rol te spelen bij het verslepen van de soort. Het lijkt ook een mogelijkheid dat de vuurspringer mee kan komen tussen de spullen van vakantiegangers uit het zuiden.

De opwarming van de aarde kan als reden en oorzaak genoemd worden om te verklaren waarom de vuurspringer steeds noordelijker wordt aangetroffen. Ons land is gemiddeld nog wat te frisjes voor deze spin, maar in stedelijke omgevingen blijft de warmte wat langer hangen. Het is in grote steden immers altijd enkele graden warmer dan in de dorpen in de periferie van ons land.

No comments:

Post a Comment