Appelbes

Appelbessen (Aronia spp.) zijn inheems in de oostelijke delen van de USA en Canada. Er zijn twee of drie soorten, afhankelijk van de classificatie. In Noord-Amerika tref je niet alleen de zwarte appelbes (Aronia melanocarpa) en de rode appelbes (Aronia arbutifolia) aan, maar ook de paarse appelbes (Photinia prunifolia). Van die laatste denken sommige botanici dat het een kruising is van de twee andere, terwijl een andere stroming meent dat deze als een aparte soort kan worden beschouwd. Een échte bastaard is de bastaardappelbes (× Sorbaronia mitschurinii).
Appelbessen tonen zich aan de wereld als bladverliezende struiken. Alle appelbessen groeien bij voorkeur op vochtige tot natte plaatsen, maar ze overleven tijdelijke droge periodes. Ze bloeien met witte bloesem in de maanden april tot mei, gevolgd door eetbare zwarte, rode of paarse bessen in de maanden augustus tot oktober.

Al in het begin van de 20ste eeuw werden de eerste appelbesstruiken overgebracht naar Europa. Ivan Michurin (1855-1935), een Russische botanicus en plantenkweker, ontwikkelde rond 1910 de appelbes als fruitgewas. De klimatologische omstandigheden in grote delen van Rusland verhinderde de fruitteelt. Michurin kruiste eerst een zwarte appelbes met een wilde lijsterbes (Aronia melanocarpa × Sorbus aucuparia). Vervolgens werd deze plant teruggekruist op een zwarte appelbes (Aronia melanocarpa). Het resultaat waren vorstbestendige planten met een goede vruchtdracht, die als bastaardappelbes (× Sorbaronia mitschurinii) worden aangeduid.

Deze bastaardappelbes is in Rusland, Oost-Europa en Scandinavië grootschalig aangeplant als fruitgewas. De planten kunnen temperaturen tot wel minus 30oC verdragen. Ook in Nederland wordt appelbes geteeld, voornamelijk op de Waddeneilanden, waar de bessen met name gebruikt worden om er sap en jam van te maken. De smaak lijkt op die van bramen met een sterke wrange nasmaak, die echter verdwijnt door het sap (in te) koken. De bessen hebben een hoog gehalte aan vitamine en vitamine K.

Veel tuincentra leveren de liefhebber graag appelbesstruikjes. Ze blijven redelijk van formaat, hebben een zeer aantrekkelijke bloesem en leveren ook nog eens eetbare bessen op. Ook vogels zien de voordelen van die bessen in een fructivore (bessenetende) vogels als de spreeuw en merel doen zich graag te goed aan de appelbessen.

Je snapt dat de zaden door de vogels uiteindelijk onverteerd uitgepoept worden en dat levert het bekende probleem op. Op diverse plaatsen in het land is de appelbes verwilderd aangetroffen en verdringt inheemse planten. Ontsnapte appelbesstruiken kun je intussen op alle Waddeneilanden aantreffen.

De Amerikaanse benaming van de appelbes, chokeberrie, is een verklaring voor de wrange nasmaak van de bessen: choke is 'verstikken', maar een betere vertaling is hier 'kokhalzen'. Overigens betekent kok in het Ijslands 'hals'. En nee, 'kok' in 'kokmeeuw' is ontstaan als nabootsing van zijn geschreeuw.

No comments:

Post a Comment