Zuidelijke sikkelsprinkhaan

De zuidelijke sikkelsprinkhaan (Phaneroptera nana) is het meer zuidelijk levende broertje van de (noordelijke) sikkelsprinkhaan (Phaneroptera falcata), een soort die algemeen voorkomt in Nederland. Op basis van uiterlijke kenmerken zijn ze lastig te onderscheiden.
Om het nog ingewikkelder te maken komen beide soorten vaak samen voor. De sikkelsprinkhaan zit meestal in ijle, wat warmere kruidenruigten, terwijl de warmte-minnende soort zuidelijke sikkelsprinkhaan een voorkeur heeft voor zonnige en droge habitats, vooral struiken en lage takken van bomen, bosranden, groeves en rivierbegeleidende ruigten. Veel vindplaatsen in het uitbreidingsgebied van de zuidelijke sikkelsprinkhaan liggen in het stedelijk gebied, waar het immers altijd een paar graden warmer is dan de landelijke omgeving.

De zuidelijke sikkelsprinkhaan komt algemeen en wijdverbreid voor in Zuid-, Midden en Oost-Europa, aangevuld met delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De soort komt als invasieve exoot al sinds 1952 voor in Californië (USA), mogelijk meegevoerd met entmateriaal voor druiven.

De volwassen mannetjes worden ongeveer 15 millimeter lang, terwijl vrouwtjes daar nog een schepje bovenop op doen met 18 millimeter. Bij beide geslachten is de basiskleur van het lichaam lichtgroen, met veel kleine zwarte vlekken. De ogen zijn helder oranje tot rood. Bij sommige individuen kan er een bruine rugstreep zijn waar de voorvleugels (tegmina) elkaar ontmoeten. De achtervleugels zijn langer dan de tegmina, waarbij de tegmina ongeveer driekwart van de lengte van de achtervleugels is.

In 2020 is de zuidelijke sikkelsprinkhaan voor het eerst waargenomen bij een boomkweker in Maashees. Er wordt aangenomen dat de soort daar met plantgoed uit Frankrijk terecht is gekomen en dus onbewust is geïntroduceerd. Ook in België werden de eerste waarnemingen in het stedelijke gebied en bij tuinders aan een dergelijke oorsprong toegeschreven. De vondsten in het rivierengebied, allen in natuurlijke vegetaties en aansluitend op het Duitse Rijndal, beschouwen we echter als natuurlijke uitbreiding.

Met andere woorden: de mens heeft de introductie van de zuidelijke sikkelsprinkhaan een behoorlijk handje geholpen door het gesleep van allerlei Mediterrane bomen, zoals olijfbomen en palmen. Vervolgens weet de zuidelijke sikkelsprinkhaan op eigen kracht steeds noordelijker te komen door de rivieren te volgen. Wellicht dat de opwarming van de aarde meehelpt. Of, laten we het anders formuleren, misschien dat dit het gevolg is van het feit dat we nog steeds aan het einde van de laatste ijstijd zitten, waardoor het ijs op een natuurlijke manier blijft smelten met als gevolg steeds hogere temperaturen.

Overigens is ook de (noordelijke) sikkelsprinkhaan steeds noordelijker aan het trekken en is tegenwoordig een vaste bewoner van zuidelijk Scandinavië, ondanks het feit dat deze soort pas in 2010 voor het eerst in Denemarkten werd gezien en in 2014 de oversteek naar Zweden gemaakt heeft.

De zang van de zuidelijke sikkelsprinkhaan is nauwelijks hoorbaar voor volwassenen door de piekfrequentie rond de 17 kHz.

Bron (deels) en Bron (deels)

No comments:

Post a Comment