Na de rijstklander (Sitophilus oryzae) en de maïsklander (Sitophilus zeamaïs) is er nu op veler verzoek: de graanklander (Sitophilus granarius). De graanklander is vermoedelijk afkomstig uit het oostelijke Middellandse Zeegebied en West-Azië en is zo'n 8,000 jaar geleden, samen met de opkomende landbouw, geëvolueerd. Van een dieet van eikels stapte de 'eikelklander' over op opgeslagen granen (tarwe, gerst) naarmate de landbouw zich verspreidde. De soort transformeerde zich tot de graanklander en groeide uit tot een wereldwijde plaag, vooral in gematigde zones waar hij goed gedijt in graanschuren.
De graanklander komt, net als de al beschreven klanders, wereldwijd voor. Biologen hebben het een beetje opgegeven en menen gemakshalve dat de graanklander al zo lang in onze contreien rondwaart dat ze hem maar als inheems zijn gaan beschouwen.
Volwassen graanklanders zijn ongeveer 3 tot 5 millimeter lang met langwerpige snuite. De grootte van de kever varieert van het formaat van de graankorrel waarin hij zijn jeugd heeft doorgebracht. In kleine graankorrels, zoals gierst of sorghum, zijn ze klein, maar in maïs zijn ze groter. De volwassen kevers zijn roodbruin van kleur en hebben geen opvallende kenmerken. Deze snuitkever heeft de karakteristieke, slurf-achtige maar verharde snuitpunt. Volwassen tarwekevers kunnen niet vliegen. De larven zijn pootloos, gebocheld en wit met een lichtbruine kop. Kevertjes in het popstadium hebben snuiten die lijken op die van de volwassen kevers. Wanneer ze zich bedreigd of gestoord voelen, trekken volwassen graanklanders hun poten dicht tegen hun lichaam aan en spelen alsof ze dood zijn.
Dat graanklanders niet kunnen vliegen is een voordeel voor de bestrijding. De soort kan zich daardoor niet op eigen kracht over grotere afstanden verspreiden. Vergis je echter niet: mensen verslepen en verschepen granen over immense afstanden, waardoor vleugels eigenlijk niet eens noodzakelijk zijn.
Vrouwtjes weten of er al een eitje in een graankorrel is gelegd door een andere soortgenoot. Vrouwelijke graanklanders leggen gedurende hun leven tussen de 36 en 254 eitjes (per etmaal twee of drie eitjes). Na een gaatje in een graan- rijst- of maiskorrel te hebben geprikt wordt er (meestal) een enkel eitje in afgezet. Daarna wordt het gaatje weer dichtgemaakt met een door de kever geproduceerde 'gel'. De larven voeden zich in de graankorrel met het zetmeel tot de verpopping, waarna ze een gat in de korrel boren en naar buiten komen. Die levenscyclus duurt ongeveer vijf weken in de zomer, maar kan tot 20 weken duren bij lagere temperaturen. Volwassen kevers kunnen tot acht maanden na het uitkomen leven. Er zijn ongeveer drie generaties graanklanders per jaar mogelijk. Dat is veel, heel veel.
Bestrijding van de graanklander is superlastig. Voorkomen is ook in dit geval beter dan genezen. Aan boord van de Meta, een tanker waarop ik ooit voer, werd bij 'vermoedens' van een infestatie graan of rijst vaak een tijdje in de vriescel geplaatst. Daarna werd het graan of de rijst gezeefd en werd het door de hofmeester geschikt geacht voor consumptie. Dit proces is uiteraard niet meer van deze tijd. In je eigen voorraadkast zou je graan en rijst in een metalen of plastic container moeten bewaren, aangezien een graanklander zich eenvoudig door papieren en kartonnen verpakkingen weet te vreten.


No comments:
Post a Comment