Italiaanse aronskelk

De Italiaanse aronskelk (Arum italicum) is het Mediterrane broertje van de inheemse gevlekte aronskelk (Arum maculatum). De Italiaanse aronskelk is hier al in de zeventiende eeuw gearriveerd en staat in Friesland bekend als stinzeplant. Dat zijn planten die ooit bedoeld waren om oude landgoederen aantrekkelijker te maken. De stinzeplanten duiken ook nog steeds op in tuinen waar weinig veranderingen plaatsvinden, zoals oude boerenhoeven, pastorietuinen en aanverwante milieus zoals kerkhoven, stadswallen en slotheuvels.

De Italiaanse aronskelk is al vroeg vanuit die milieus ontsnapt, vervolgens verwilderd en ze worden nu als ingeburgerd en inheems beschouwd. Toch is de Italiaanse aronskelk geen algemene verschijning en in het Waddengebied is deze soort alleen op Texel aangetroffen. Daar tref je hem aan in de meeste windsingels en bosjes.

Het meest opvallende verschil tussen de Italiaanse aronskelk en de gevlekte aronskelk is dat de eerste 'gemarmerde' bladeren heeft met een geelwitte tint langs de nerven, terwijl de bladeren van de tweede soms bruin- en zwartgevlekt zijn.
[Foto: www.jparker.co.uk]
Door de vorm van de spadix werd de gevlekte aronkelk soms als een lustverhoger, ofwel een afrodisiaca, gezien en dat was gezien zijn giftigheid nu niet echt een goed idee. Alle delen van de gevlekte aronskelk bevatten kristallen van calciumoxalaat, oplosbare oxalaten en cyanoforische glycociden. De gevolgen van inname zijn een gevoel van branderigheid en zwellen van de lippen, mond, tong en keel. Ook krijg je last van maagpijnen, krampen en duizeligheid door het eten van de bessen. Alle delen van de plant kunnen allergische reacties opwekken.

De knol van de gevlekte aronskelk kan behoorlijk omvangrijk worden en bevat veel zetmeel, dat – mits goed geroosterd en gemalen – in het verleden als voedsel gebruikt werd. Er werd in Engeland zelfs een drank van gebrouwen voordat thee en koffie werden geïntroduceerd. Ook werd van dat zetmeel een stijfsel geproduceerd waarmee de bekende kragen in de tijd van Elizabeth I (1533-1603) werden verstevigd en waar het ook een Engelse bijnaam aan te danken heeft: starchwort betekent stijfselwortel. Voor de wasvrouwen, die met dit stijfsel aan de slag moesten, was het beslist geen pretje omdat hun handen het door de giftigheid van de plant voortdurend moesten bekopen met pijnlijke blaren en kloven. Schoonheid had toen ook al zijn prijs. Al hoefden de rijkere landgenoten die prijs zelf niet te betalen.

Het blijft natuurlijk een klein raadsel waarom die rijke landeigenaren in Friesland (en deels in Groningen) het zo leuk vonden om een broertje van de gevlekte aronskelk aan te voeren vanuit den vreemde. Het enige verschil is immers slechts te zien aan de bladeren. Wellicht heeft het te maken met die zo menselijke karaktertrek: de ogen van je buren uitsteken met iets wat zij niet hebben. Wat dat betreft is er dus helemaal niets veranderd.

No comments:

Post a Comment