Muskietenvisje

De naam muskietenvisje is een vertaling van de Engelse benaming mosquitofish. Daar worden twee behoorlijk op elkaar lijkende soorten mee bedoeld: het westelijke muskietenvisje (Gambusia affinis) en het oostelijke muskietenvisje (Gambusia holbrooki). Ze behoren tot de familie van levendbarende tandkarpers (Poeciliidae), net zoals het behoorlijk op het muskietenvisje gelijkende en overbekende guppy (Poecilia reticulata).
[Westelijke muskietenvisje]

Het muskietenvisje wordt gemiddeld vier tot zes centimeter lang. Het lichaam is robuust, grijs tot bruin van kleur met contrastrijke, zwart omrande schubben. De verschillen tussen beide soorten zijn zo subtiel dat het ondoenlijk is ze hier te beschrijven.

[Oostelijke muskietenvisje]

Het natuurlijke verspreidingsgebied van beide soorten is te vinden in de Verenigde Staten en Mexico. Daar leven ze in relatief warme, ondiepe, stilstaande of langzaam stromende zoete tot brakke wateren. Volwassen dieren gedijen goed in relatief extreme omstandigheden waarbij ze watertemperaturen van 0 tot bijna 40oC kunnen tolereren. Bij watertemperaturen lager dan 10oC wordt het muskietenvisje inactief en bij nog lagere temperaturen graaft het zich ter zelfbescherming in. Bij een lange en strenge winter met ijsvorming kan er echter grote sterfte plaatsvinden.

De naam van het muskietenvisje is goed gekozen: ze vreten de larven van muskieten. Biologen hebben lang gedacht dat je slechts muskietenvisjes in een bepaalde habitat hoefde te introduceren om de verspreiding van muskieten te beperken. Daarmee kon je tegelijkertijd allerhande tropische ziekten, zoals dengue of malaria bestrijden. Dat bleek behoorlijk tegen te vallen.

Muskieten en andere steekmuggen kunnen zich namelijk sneller vermenigvuldigen dan de muskietenvisjes ze kon oppeuzelen. Maar zo'n introductie van een uitheemse soort heeft te vaak onbedoelde effecten op inheemse soorten. Al sinds respectievelijk 1922 (voor het westelijke muskietenvisje) en 1927 (voor het oostelijke muskietenvisje) hebben de muskietenvisjes zich vanuit Spanje en Italië over diverse mediterrane landen verspreid. Intussen zijn uit meer dan 50 landen wereldwijd waarnemingen bekend. In Nederland zijn tot nu toe twee waarnemingen van het muskietenvisje geweest.

Het muskietenvisje kan als een echte pionierssoort met relatief weinig individuen in korte tijd hoge dichtheden bereiken. Vrouwtjes kunnen namelijk voor een aantal maanden sperma opslaan, waardoor één bevrucht vrouwtje de mogelijkheid heeft om relatief snel een nieuwe populatie te stichten. Daarnaast wordt de genetische variatie verhoogd door zogenaamde multiple paternity. Hierbij paaien vrouwtjes bewust met meerdere mannetjes om de genetische variatie in hun legsel te verhogen. Een levendbarend vrouwtje zorgt gemiddeld voor 30 tot 50 nakomelingen per jaar.

De muskietenvisjes zorgen voor voedselconcurrentie en predatie, hebben een negatief effect op in het bijzonder macrofauna, amfibieën en vissen. Daarnaast zijn er in het oorspronkelijke verspreidingsgebied 23 verschillende parasieten bij deze vissen aangetroffen, die mogelijk een negatief effect kunnen hebben op onze visfauna.

De kans dat deze soorten zich definitief in Nederlandse wateren zullen vestigen wordt behoorlijk groot geacht. Daarom staan ze beide (hier en hier) sinds augustus 2022 op de Unielijst van invasieve exoten.

No comments:

Post a Comment