Bolletjeskers

Bolletjeskers (Cardamine bulbifera) is een overblijvende plant uit de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) en is derhalve familie van de koolsoorten en koolzaad. Het is een direct familielid van de pinksterbloem (Cardamine pratensi) en lijkt ook behoorlijk op zijn broertje. Deze soort is meer aangepast aan de schaduw. De soort komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en Zuidwest-Azië. Je kunt dus aannemen dat hij wel van een beetje aangename temperatuur zal houden en dat klopt. Hoe noordelijker je in Europa komt, hoe zeldzamer bolletjeskers zal zijn. In Belgïe is het, in verhouding tot Zuid-Europa, al zo fris dat bolletjekers daar uiterst zeldzaam is en zelfs wettelijke bescherming geniet.
Bolletjeskers komt voor in loofbossen op vochtige, voedselrijke, kalkhoudende grond. Afhankelijk van de bodemgesteldheid en de temperatuur varieert bolletjeskers in hoogte van zo'n 25 tot 60 centimeter. Het plantje heeft een rechte, onvertakte, met een bebladerde stengel en een vlezige, geschubde, tot drie millimeter dikke wortelstok. Aan de stengel zitten meer dan zes bladeren en deze is alleen onderaan bezet met wat korte haren. Bolletjeskers bloeit van april tot in juni met bleekviolette tot paarsroze, maar soms ook kleurloze (witte) bloemen, die in een korte tros zitten. De tros bestaat uit vier tot twaalf bloemen. In de bladoksels van de bovenste stengelbladeren zitten kleine, ongeveer drie tot zeven millimeter lange, eivormige bruinviolette of zwartpaarse broedbolletjes (bulbillen), die zorgen voor de naamgeving van deze soort.

De ongeveer drie millimeter lange en 2,5 millimeter brede vrucht is een hauwtje. Bolletjeskers plant zich hoofdzakelijk vegetatief voort door de wortelstokken en de al genoemde broedbolletjes. Na drie tot vier jaar groeit uit het afgevallen broedbolletje een scheut.

We hebben dus vastgesteld dat bolletjeskers in Nederland niet van nature voorkomt, maar kennelijk is de opwarming van de aardkloot van een zodanige aard dat we hem tegenwoordig in het hele land kunnen aantreffen. Weliswaar sporadisch, maar zelfs in het uiterste noorden zijn de laatste tijd exemplaren waargenomen.

Mocht je je afvragen hoe zoiets mogelijk is, dan bevat het antwoord de volgende woorden: tuincentra, tuinen, vogels en ontsnappen.

De bladeren kunnen gekookt of rauw worden gegeten en hebben een smaak die doet denken aan die van -jawel- waterkers. Ook de broedbolletjes schijnen gekookt of rauw soms op het menu te staan. De minuscule worteltjes hebben een pikante smaak.

No comments:

Post a Comment