Wit bilzekruid

We kennen in Nederland het (zwart) bilzekruid (Hyoscyamus niger), één van de gifstigste planten in onze vaderlandse flora. Hij is lid van de grote nachtschadefamilie (Solanaceae) en daarvan is bekend dat de meeste familieleden bol staan van de giftige en hallucinerende alkaloïden.
Het (zwart) bilzekruid heeft echter ook een roomwit broertje, het wit bilzekruid (Hyoscyamus albus). De tot drie centimeter grote trompetvormige bloemen zijn gewoonlijk wit of crèmekleurig, terwijl de hals lichtgroen of paars zal zijn. Het verschil met zijn broertje is dat die in het bezit van bloemen waarvan de witte kleur ietwat donker beaderd lijkt te zijn.

Tot voor kort konden we deze variant slechts aantreffen in zuidelijk Europa, maar recent is het wit bilzekruid in zowel Amsterdam als Den Haag voor het eerst aangetroffen. Wellicht ontsnapt uit tuintjes, maar misschien ook per ongeluk als zaadjes meegevoerd door vacantiegangers.

De oorsprong van het Nederlandse woord ‘bilzekruid’ is duister. Men vermoedt dat het al zo’n oud woord is dat het af zou kunnen stammen van de Keltische god Belenos, de zonnegod en in het bijzonder de genezende kracht van de (warmte van de) zon. Dat kán kloppen omdat de plant in het oud-Engels beolone, in het Welsh beleu en in het Gallisch belenuntia werd genoemd. In het Spaans bestaat het nog als beleño (of nog ouder veleño). Dan is het woord ook verwant aan het Engelse Beltane, een verengelste naam van het Gallische May Day festival om het begin van de zomer te vieren.

Met andere woorden: bilzekruid is inderdaad vernoemd naar Belenos, een zonnegod. Uiteindelijk komen we uit in het Sankriet, een oeroude taal uit India, betekent bhasati  'schijnen (van de zon)'. Onder de naam Herba Apollinaris werd bilzekruid gebruikt om orakels (lees: hallucinaties) op te wekken bij de priesteressen van de Griekse god Apollo, onder andere vereerd als zonnegod.

De cirkel lijkt rond.

No comments:

Post a Comment