De buxuskamperfoelie (Lonicera nitida) is een exotisch broertje van de inheemse wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum). De buxuskamperfoelie toont zich aan de wereld als een dichtvertakte struik met overhangende takken die kan ongeveer één centimeter lang. De buxuskamperfoelie bloeit iin het voorjaar met roomwitte, heerlijke geurende, kleine bloemen. De kamperfoelie gedijt het best op een beschutte en windvrije standplaats in een goed doorlaatbare bodem. Ook op andere grondsoorten, zoals bosgrond, kan de struik wel gedijen.
Deze soort is in het begin van de twintigste eeuw in Europa geïntroduceerd door de Britse plantenontdekker Ernest Henry Wilson (1876-1930). Wilson was in 1900 in China en ontdekte daar als eerste westerling de struikkamperfoelie (Lonicera pileata). Op zijn tweede ontdekkingsreis in 1908 ontdekte hij de buxuskamperfoelie.
Die buxuskamperfoelie wordt vaak aangeplant in tuinen. Zo populair is hij bij tuinliefhebbers dat er intussen een aantal cultivars zijn ontwikkeld. Denk aan de Lonicera nitida ‘Baggesen's Gold’ (jonge blaadjes zijn bijna goudkleurig), de Lonicera nitida ‘Elegans' wordt tot een meter hoog met ietwat uigespreide takken), de Lonicera nitida 'Lemon Beauty' (met crèmegele bladranden), de Lonicera nitida ‘Red Tips’ (jonge takken zijn bordeauxrood) en de Lonicera nitida ‘Silver Beauty’ (met bijna zilverkeurige bladranden).
Een wat vervelende eigenschap van de buxuskamperfoelie is dat deze soort in toenemende mate weet te ontsnappen uit tuinen. Eenmaal verwilderd is hij weer lastig te verwijderen en sommige wetenschappers menen dat de buxuskamperfoelie waarschijnlijk al lokaal is ingeburgerd. Deze soort is voor het eerst in ons land waargenomen op oude muren en urbaan gebied, maar intussen bekend van talrijke zeer verspreide locaties in heel Nederland. De buxuskamperfoelie wordt meestal aangetroffen op muren, braakliggende gronden, begraafplaatsen, maar ook in toenemende mate in bossen of parken. In die laatste gevallen moeten we met een scheef oog kijken naar vogels, want de buxuskamperfoelie voelt zich duidelijk op zijn gemak aan de voet van bomen of onder struiken. Die locaties zijn zonder twijfel ontstaan door vogelpoep met buxuskamperfoeliezaad.
Is het erg dat een heerlijk geurende exoot zich in ons land zo op zijn gemak voelt dat hij besloot zich hier blijvend te vestigen? Het probleem is dat deze exotische soort de inheemse – net zo heerlijk geurende – wilde kamperfoelie dreigt te verdringen. Bovendien zul je dan ook nog eens zien dat de buxuskamperfoelie ook een verstekeling heeft meegenomen. Het blijkt namelijk dat deze soort besmet is met een schimmel, Insolibasidium deformans genaamd, die het gemunt heeft op alle kamperfoeliesoorten. Het ziektebeeld noemt men hier de kalkvlekkenziekte. Zie hier. De schimmel is inheems in Noord-Amerika en het wereldwijd gesleep met planten heeft er voor gezorgd dat nu ook 'onze' wilde kamperfoelie bedreigd wordt.
No comments:
Post a Comment