Rozemarijngoudhaantje

Laat het maar aan de geleerden over om op een vraatzuchtig insect een prachtige naam te plakken. Dat is zeker het geval bij het rozemarijngoudhaantje (Chrysolina americana). Welk weldenkend mens denkt bij zo'n naam aan een exoot die het gemunt heeft op onze wilde kruidachtige planten?

Naamgeving van planten en dieren is een echte kunst en dat niet iedereen die kunst goed onder de knie heeft is bij het rozemarijngoudhaantje duidelijk het geval. Het tweede deel van zijn wetenschappelijke naam lijkt aan te geven aan hij uit Amerika komt, maar dat is dus niet het geval. Het rozemarijngoudhaantje leefde ooit bijzonder tevreden in een aantal landen rondom Middellandse Zeegebied. Daar is de temperatuur perfect voor een warmteminnend insect. Hij voedt zich met een aantal kruiden waaronder, jawel, de rozemarijnstruik, maar ook wat familieleden zoals tijm, salie en lavendel worden niet versmaad.
[Foto:Hectonichus]
Het rozemarijngoudhaantje bereikt een maximale lengte van zo'n acht millimeter. Het meest opvallend zijn de kleurrijke dekschilden (of elytra). Die dekschilden zijn de verdikte en verharde voorvleugels, die de er onder liggende achtervleugels en het achterlichaam moeten beschermen. Bij dit insect zijn die dekschilden metallic groen met in de lengterichting lopende purperkleurige strepen.

Het is niet een geweldig goede vlieger. Als dit insect niet zo goed kan vliegen dan rijst natuurlijk de vraag hoe het rozemarijngoudhaantje die geweldige afstand heeft kunnen overbruggen. Het antwoord is ook deze keer weer eenvoudig: hij is vermoedelijk meegelift met handelswaar uit zonniger streken, maar nog waarschijnlijker is dat zongebruinde toeristen een stekje rozemarijn, lavendel tijm of salie als een leuk souvenir hebben meegebracht van hun vakantie.

Aan de onderzijde van de bladeren van de planten worden twee millimeter grote eitjes afgezet. Na tien dagen komen de larven uit hun ei. Na een paar weken - afhankelijk van de temperatuur - voelen die larven zich sterk genoeg om het vrije leven aan te kunnen. Ze laten zich op de grond vallen om te verpoppen. Zowel de volwassen kevers als de larven vreten aan deze kruiden. De schade is te herkennen aan de vraat aan de toppen van de planten, die dan bruin worden.

Iedereen hoopt natuurlijk dat een winter van Elfstedenkwaliteit voldoende zou moeten zijn om de voortdurende verspreiding van het rozemarijngoudhaantje een definitief halt toe te roepen, maar nee, ze overwinteren ook in Nederland en komen in het voorjaar gewoon weer te voorschijn. In het geval van een zeer zachte winter blijven de volwassen kevers zich zelfs vermenigvuldigen. Deze exoot heeft hier niet eens natuurlijke vijanden. Zucht.

No comments:

Post a Comment