In ons koude kikkerlandje hebben we eigenlijk al voldoende hooiwagens. Denk aan de gewone hooiwagen (Phalangium opilio), de drietandhooiwagen (Oligolophus tridens), de muurhooiwagen (Opilio parietinus), de voorjaarshooiwagen (Rilaena triangularis), de bonte hooiwagen (Paroligolophus agrestis) en de Opilio saxatilis, die (nog) geen Nederlandse naam heeft, maar laten we hem voor het gemak maar rotshooiwagen (het Latijnse saxum betekent 'steen' of 'rots') gaan noemen.
De rode hooiwagen (Opilio canestrinii) is hier relatief nieuw. De soort lijkt ietwat op de muurhooiwagen en wordt daar vaak mee verward, mede omdat het deze in veel gebieden al vrijwel geheel heeft verdrongen en mensen die een muurhooiwagen denken te herkennen tegenwoordig dus vaak eigenlijk de rode hooiwagen zien.
Mannetjes bereiken een lichaamslengte van maximaal zs mm, vrouwtjes maximaal acht mm. Inclusief poten kan de lichaamslengte meer dan tien centimeter bedragen. Mannetjes zijn geelbruin tot roodachtig van kleur, vrouwtjes zijn iets lichter. Mannetjes hebben donkere poten, maar gele heupen en 'knieën'; de poten van vrouwtjes vertonen afwisselend lichte en donkere ringen. De rug van vrouwtjes heeft een donker, zadelvormig patroon met een lichte lengtestreep in het midden. Volwassen exemplaren zijn te vinden van juni tot december.
De rode hooiwagen is een bodembewonende soort die voorkomt in droge, open habitats, met name zandduinen, heidevelden, graslanden, open bossen en tuinen. De soort wordt aangetroffen in de strooisellaag, graspollen en onder stenen en stedelijk afval.
De rode hooiwagen is inheems in Italië, al klinkt Apennijns Schiereiland een stuk interessanter. Deze soort is sinds de laatste decennia van de twintigste eeuw bezig met een flinke opmars naar het noorden. In 1986 werden de eerste exemplaren al in Denemarken gesignaleerd. De eerste meldingen voor Nederland stammen uit 1993 en in 1999 was ook de overtocht naar Groot-Brittannië al gemaakt.
Deze opmars blijkt gelijk op te gaan met het (sterk) verminderd aantreffen van de van oudsher inheemse muurhooiwagen en de 'rotshooiwagen'. De exotische rode hooiwagen verdringt dus deze inheemse soorten.
Die snelle verspreiding in noordelijke richting zal enerzijds geholpen worden omdat het dier een cultuurvolger is en gemakkelijk met menselijke bezittingen en vrachtwagens meegetransporteerd wordt, anderzijds omdat eitjes of zelf volwassen dieren in de grond van commercieel vervoerde gewassen als palmen of zelfs groenten ook eenvoudig meegevoerd worden.
De rode hooiwagen is lastig van enkele van zijn soortgenoten te onderscheiden. Mede omdat de kleur van de verschillende hooiwagens kan worden beïnvloed door (het licht in) de omgeving waarin zij opgroeien is het uit elkaar houden van de verschillende soorten niet eenvoudig.

No comments:
Post a Comment